Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.00.00 Algemene bepalingen bijzondere regelingen

5 De grensoverschrijdende vergunning

Een grensoverschrijdende vergunning is een vergunning waarbij meer dan één lidstaat is betrokken. De douaneautoriteit die de vergunning verleent is de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit. Alle overige bij de vergunning betrokken douaneautoriteiten worden de andere betrokken douaneautoriteiten genoemd.

Een grensoverschrijdende vergunning kan worden verleend voor de volgende bijzondere regelingen:

  • douane-entrepot;

  • actieve veredeling;

  • bijzondere bestemming;

  • tijdelijke invoer;

  • passieve veredeling.

Voorbeelden

  • Een vergunning douane-entrepot met opslaglocaties in Nederland, België en Duitsland.

  • Een vergunning actieve veredeling waar een deel van de veredelingshandelingen in Nederland wordt uitgevoerd en een ander deel in Spanje.

  • Een vergunning tijdelijke invoer voor goederen die achtereenvolgens in meerdere lidstaten worden tentoongesteld.

  • Een vergunning passieve veredeling waarbij Uniegoederen worden uitgevoerd uit Nederland en waarbij de veredelingsproducten worden ingevoerd in België.

Let op!

Een aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning kan niet op basis van een douaneaangifte tot plaatsing onder de desbetreffende regeling worden gedaan, tenzij sprake is van de regeling tijdelijke invoer.

Naar boven

5.1 Plaats indienen aanvraag grensoverschrijdende vergunning

Een aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning kan:

  • in Nederland zijn ingediend; of

  • in een andere lidstaat zijn ingediend.

Een aanvraag voor een grensoverschrijdende vergunning moet worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats:

  • waar de hoofdadministratie voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar deze toegankelijk is, en

  • waar op zijn minst een deel van de activiteiten die onder de vergunning moeten vallen, zal worden uitgevoerd.

(artikel 22, lid 1 derde alinea DWU)

Voorbeeld

Een bedrijf wil een vergunning actieve veredeling aanvragen. Het veredelingsproces bestaat uit drie fasen. Fase 1 wordt uitgevoerd in Arnhem (waar ook de hoofdadministratie zich bevindt). Daarna gaan de goederen naar Duitsland waar fase 2 en fase 3 worden uitgevoerd. De aanvraag moet in dit geval worden ingediend in Nederland, omdat:

  • de hoofdadministratie zich bevindt in Nederland; en

  • een deel van de activiteiten wordt uitgevoerd in Nederland.

Lukt het met bovenstaande regel niet om de plaats waar de aanvraag moet worden ingediend te bepalen, bijvoorbeeld omdat in de lidstaat waar de hoofdadministratie zich bevindt geen activiteiten worden uitgevoerd? Dan moet de aanvraag worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de administratie en de documentatie van de aanvrager aan de hand waarvan de vergunning kan worden verleend (hoofdboekhouding voor douanedoeleinden), zich bevinden of waar deze toegankelijk zijn.
(artikel 12 GVo.DWU)

Voorbeeld

Een bedrijf heeft opslaglocaties in Rotterdam en Hamburg en wil een vergunning douane-entrepot aanvragen. Het bedrijf heeft zijn hoofdvestiging in Parijs. De hoofdadministratie bevindt zich ook in Parijs.

De aanvraag moet in dit geval worden ingediend in Frankrijk. Dit is de lidstaat waar de hoofdadministratie zich bevindt of waar deze toegankelijk is.

Een uitzondering op bovenstaande regels is de plaats waar een vergunning tijdelijke invoer moet worden aangevraagd. Een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer moet worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor het eerst zullen worden gebruikt onder de regeling tijdelijke invoer.
(artikel 205, lid 1 GVo.DWU)

Wanneer een aanvraag voor een vergunning tijdelijke invoer wordt gedaan op basis van een mondelinge aangifte, een handeling, een ATA carnet of een CPD carnet, dan moet de aanvraag worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen worden aangebracht en voor tijdelijke invoer worden aangegeven.
(artikel 205, lid 2 GVo.DWU)

Naar boven

5.2 Raadplegingsprocedure

Bij een aanvraag (of een wijziging) van een grensoverschrijdende vergunning moet in principe een raadplegingsprocedure met de andere betrokken douaneautoriteiten plaatsvinden.

In een aantal gevallen is geen raadplegingsprocedure vereist.

Zie voor informatie over de raadplegingsprocedure bijlage 1 van dit onderdeel.

Naar boven
 
OSZAR »